Verlangen geeft het leven zijn betekenis

Het wachten op zijn kind kleurde de dagen van Coen Simon. Maar waarop wachtte hij eigenlijk? Dat weet je pas achteraf, als je vader wordt. Geldt dat niet voor al onze verlangens?

De mens is een verlangend wezen. Hij verlangt naar huis als hij heimwee heeft, naar anderen als hij eenzaam is. Hij wacht op iets wat hij niet heeft: geluk, genot, gemeenschappelijkheid. En zelfs als hij ogenschijnlijk niets verlangt, wacht hij totdat er iets voorbijkomt wat de moeite van het wachten waard is. Wat is de oorzaak van dit verlangen, hoe uit het zich en wat zegt dit over ons contact met de wereld? In Wachten op geluk. Een filosofie van het verlangen, onderzoekt filosoof en publicist Coen Simon in twaalf essays de aard van het menselijk verlangen en probeert hij antwoord te geven op de vraag: wat willen we eigenlijk als we verlangen?

Coen Simon begint zijn onderzoek bij zijn eigen gevoelens van heimwee, hoop en schaamte, van lust, agressie en ongeduld. Hij neemt de lezer mee op een ontdekkingstocht en voert hem via persoonlijke ervaringen naar de voorstelling die we maken van ons verlangen. Soms biedt hij onderweg interessante doorkijkjes van grote filosofen als Aristoteles, Kant of Schopenhauer. En soms trakteert hij onderweg de lezer op zelf geformuleerde paradoxen, die zo op een tegeltje kunnen: ‘In elk thuiszijn schuilt altijd nog een gemis.’ Of: ‘Hoop is het enige verlangen dat haar doel al bereikt in het verlangen zelf.’

Simons observaties en bespiegelingen blijven niet beperkt tot particuliere gevoelens en ervaringen, maar bestrijken ook sociale vraagstukken zoals eenzaamheid, en actuele filosofische thema’s zoals het al dan niet bestaan van de vrije wil. Waar we volgens moderne breinwetenschappers achteraf een reden verzinnen bij een beslissing -  de keuze is immers onbewust al gemaakt - vindt Simon dat Victor Lamme (auteur van De vrije wil bestaat niet) slordig goochelt met woorden. ‘Want wie neemt er precies de beslissing in Lammes onvrije wil? En wie verzint er bovendien achteraf een beslissing bij?’

Op zoek naar de aard en de oorzaak van het verlangen, beent Simon zijn persoonlijke ervaringen uit. Zo vertelt hij over het verlangen naar zijn eerste kind. Het wachten begint al bij de aankondiging van de zwangerschap, het kleurt zijn dagen. Daarna verandert het wachten van vorm, want wachten, schrijft hij, kent vele toonaarden en is meer dan een tijdsspanne. Als het kind op de uitgerekende datum niet komt, wordt het wachten minder harmonieus en sluipt er iets ongeduldigs in het verlangen. Waarop wacht hij eigenlijk? Totdat hij vader wordt, weet hij dit niet. Geldt dit niet voor al onze verlangens?, vraagt hij retorisch. Het lijkt er volgens Simon meer op dat de mens zijn grote verlangens projecteert in iets anders, een mens of voorwerp, en dat hij dit vervolgens onheus ziet als de oorzaak van zijn verlangen.

In het leven van Coen Simon, en ook in dit boek, neemt muziek een speciale plaats in. Hij schrijft over zijn gitaar, over de witte piano thuis en zijn eerste ervaring met quatre-mains. In zijn inspanningen om gitaarspelen onder de knie te krijgen, ervaart hij dat je moet oefenen om te zorgen dat het spelen vanzelf gaat. ‘Een paradox die eigenlijk al het menselijk geklooi samenvat. Een leven lang oefenen we om ons hele doen en laten van nature te laten zijn.’ En hij schrijft over de visie van Schopenhauer, die vindt dat muziek, ‘beter dan de rede in staat is om vat te krijgen op de onstuitbare wil die in ieder lichamelijk wezen woedt.’

Van alle schakeringen van verlangens die Simon ten tonele voert, trof me het meest zijn observatie dat je in de uitvoeringen van Bachs Goldberg-variaties van de Canadese pianist Glenn Gould, verschillende vormen van hoop kunt horen. De vertolking uit 1955 is al wonderschoon, vindt Simon, maar hier klinkt nog een al te menselijke hoop door. In de versie van 1981 zijn de wensen uit 1955 verdwenen. Hier klinkt alleen nog de echo van de hoop. Luister naar de verschillende interpretaties van Glenn Gould en oordeel zelf.

Wachten op geluk is een boek om in kleine hapjes tot je te nemen. Elk hoofdstuk spit een ander aspect van het menselijk verlangen uit en stemt tot nadenken. Zoals het essay over verlangen naar gemeenschappelijkheid, waarin Simon betoogt dat de camera als uiterlijke verschijning vrijwel opgeheven is in een innerlijke ervaring. Vroeger was een camera een ding, en wie op televisie kwam, moest zwaaien naar de kijkers thuis. Maar als je tegenwoordig indruk wilt maken, ‘negeer je uit volle macht de camera en de uitzonderlijkheid van de situatie en zorg je dat je gewoon jezelf blijft.’ En omdat we authentiek over willen komen, mogen we niet weifelen, verlegen zijn of schaamte tonen. En zo is de publieke ruimte volgens Simon een theater van scènes geworden en het sociale leven een verzameling fotomomenten.

Coen Simon is een zorgvuldige observator en schrijft evocatief. Of het nu over het landschap van zijn jeugd gaat, het vriendinnetje op de kleuterschool of een concert van Bruce Springsteen in De Kuip, de lezer is erbij en voelt de heimwee, de lust en de hoop. Simon schakelt bovendien moeiteloos over van de literaire verteltrant naar de rationele analyse, en weer terug. En juist daardoor wordt zijn conclusie een doorleefde wijsheid: niet de vervulling van ons verlangen, maar het verlangen zelf geeft zin aan ons leven.

Coen Simon, Wachten  op geluk. Een filosofie van het verlangen. Ambo Anthos, 2012. ISBN 978 90 263 2558 8. 168 pagina’s. € 18,95.

Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 21 april 2102.

Vijf sterren