Meeslepend betoog over brein en geest

Wie herinnert zich niet het eerste moment van zelfbewustzijn, het besef dat je jezelf tegelijkertijd kunt ervaren én beschouwen. Je leeft van binnenuit en beziet jezelf van buitenaf. Het overviel Marjan Slob als kleuter, in de zandbak. Het lijkt een terloopse anekdote, maar voor Slob is dit een sleutelervaring, het begin van een langdurige fascinatie voor de essentie van het mens-zijn. De vragen die ze als opgroeiend meisje heeft over zichzelf en de wereld drijven haar in de armen van de psychologie. Daar zou ze leren hoe je jezelf kunt bestuderen met je eigen verstand.

Maar de psychologie stelt teleur, vooral doordat ze geen antwoord krijgt op haar belangrijkste vraag. Ze begrijpt niet hoe psychologen de menselijke soort kunnen bestuderen terwijl ze zelf een exemplaar van deze soort zijn. Hoe ondervangen ze dit probleem eigenlijk? Ze stapt over naar de filosofie, een studie die haar zo bevalt dat ze psychologie niet meer afmaakt. Nog steeds wil ze de mens doorgronden, wil ze begrijpen wat mensen maakt tot wat ze zijn. Ze zoekt naar opvattingen en theorieën die het best aansluiten bij die gewaarwording destijds in de zandbak, toen ze voor het eerst tegen zichzelf zei: ‘Ik besta.’

En nu heeft ze er een boek over geschreven. In Hersenbeest, een essay in negentien afleveringen, onderzoekt Marjan Slob hoe je jezelf als mens kunt bestuderen en tegelijkertijd objectiviteit kunt claimen. Als vertrekpunt neemt ze de hersenwetenschappen, want juist zij beheersen het publieke debat en hebben op dit moment het meeste aanzien. Slob ergert zich aan een kleine subgroep van luidruchtige hersenwetenschappers die in de publieksmedia onthullen hoe mensen echt in elkaar zitten. ‘De hele maatschappij gaat mee met het idee: wij zijn ons brein’, foetert ze.  Een misvatting, want hersenen denken niet. ‘Het is een lichaam (inclusief hersenen)dat denkt’, schrijft ze. ‘Zonder lichaam zijn hersenen lam.’

Hersenwetenschappers kunnen geen objectieve kennis vergaren over innerlijke ervaringen, betoogt Slob. Gedrag kun je observeren, gedachten zijn privé. Weliswaar kunnen scans de fysiologie van hersenprocessen in kaart brengen, maar daarna stuiten ze op de vesting van de binnenwereld. En daarom hebben ze de geesteswetenschappen nodig, die in de loop der tijd een verfijnd instrumentarium hebben ontwikkeld om de menselijke geest te onderzoeken. Kunstbeschouwers, filosofen en historici hebben een vocabulaire om begrippen als ‘zelf’, ‘bewustzijn’ of ‘vrijheid’ te duiden. Hersenwetenschappers zouden van deze taal moeten profiteren, vindt ze, in plaats van ze neerbuigend weg te zetten als ‘subjectief’.

Als kind groef Marjan Slob met haar zusje op het strand een tunneltje, net zo lang tot ze elkaars vingertoppen voelden. Hèhè, eindelijk, nu konden ze gaan zwemmen. Zo zouden hersenwetenschappers en geesteswetenschappers ook naar elkaar toe moeten graven, vindt ze, in plaats van met de ruggen tegen elkaar steeds dieper te spitten. Slob, zelf begiftigd met de taal van de geesteswetenschappen, reikt de eersten ook de hand. Ze neemt het voor hen op, althans voor de stille meerderheid; ze noemt de manier waarop natuurwetenschappers moeizaam data verzamelen zelfs heroïsch.  

Dat hersenwetenschappers en geesteswetenschappers met een verschillend instrumentarium de essentie van de mens kunnen begrijpen, beargumenteert ze aan de hand van specifieke vragen: wat is het verschil tussen brein en geest? Hoe kun je jezelf blijven en tegelijkertijd veranderen? Wat is bewustzijn? Ze gaat te rade bij antropologen, filosofen en psychologen, maar ook bij schrijvers en dichters, wier inzichten ze helder door haar betoog weeft. En ook de selectie van haar eigen ervaringen is trefzeker. Slob schrijft beeldend, ze is sterk in metaforen: de hersenen van volwassenen lijken een camping waar alle tenten hun plekje gevonden hebben.

Hersenbeest is meeslepend opgeschreven. En ook overtuigend, op één uitzondering na. Waarom noemt Marjan Slob de schreeuwerige hersenwetenschappers niet bij naam, ze zijn toch de aanleiding voor haar boek? En waarom heeft ze niet één zo’n ‘wetenschapsprinsje’ geïnterviewd? Het zou haar kritische betoog geloofwaardiger en nog krachtiger maken.

Vier sterren

Marjan Slob, Hersenbeest. Essay. Lemniscaat, 2016.  210 pagina’s.  € 17,95.

Gepubliceerd in de Volkskrant van 7 mei 2016.