Nieuwe verklaring voor EMDR

Het verhaal vertelt dat de Amerikaanse psychologe Francine Shapiro in een sombere bui een stukje ging wandelen in het park. Terwijl ze naar de bewegende blaadjes aan de bomen keek, voelde ze dat haar stemming verbeterde. De gebeurtenis inspireerde de voormalige lerares Engels om een therapie te bedenken voor mensen die last hebben van traumatische ervaringen. Patiënten moesten met hun ogen de bewegende vinger van de therapeut volgen en tegelijkertijd aan een vervelende emotionele ervaring denken. Daardoor zou de intensiteit van de ervaring vervagen. Shapiro noemde de therapie EMDR: Eye Movement Desensitization and Reprocessing. De werking van haar therapie was uniek, beweerde ze: door bilaterale stimulatie van de hersenen kon ze zelfs patiënten van een posttraumatische stresstoornis afhelpen. Wanneer de communicatie tussen beide hersenhelften wordt gestimuleerd, zou de intensiteit van de ervaring afnemen.

 

Een leger skeptische wetenschappers viel over Francine Shapiro heen. Maar hoe raar het er ook uitzag - een therapeut die met zijn vinger zwaaide voor de ogen van de patiënt -  de resultaten waren verbluffend. Uit talloze effectonderzoeken bleek dat de therapie werkte. In 2005 concludeerde het American Journal of Psychiatry dat EMDR een van de meest effectieve behandelingen is; later volgden andere gerenommeerde tijdschriften. Toen de therapie evidence based bleek te zijn, richtten de critici zich vooral op de verklaring. Hoezo interactie tussen twee hersenhelften? Was het niet gewoon een variant op de bestaande cognitieve therapieën?

 

Inmiddels behandelen zo’n duizend EMDR-therapeuten in Nederland al jarenlang mensen met angststoornissen. Er is een vereniging, een opleiding, en er zijn richtlijnen. Maar die richtlijnen zijn onlangs herzien omdat nieuw onderzoek een andere en plausibelere verklaring biedt voor de werking van de therapie.

 

Iris Engelhard, hoogleraar academisering van de ggz aan de Universiteit Utrecht en tevens behandelaar op de angstpoli in deze stad, weerspreekt de ‘interhemisferische’ verklaring van Shapiro. Engelhard, die promoveerde op een onderzoek naar posttraumatische stress en op Harvard University in Boston met Vietnamveteranen werkte, vroeg zich samen met collega Marcel van den Hout af hoe belangrijk de oogbewegingen zijn voor het gunstige effect van de therapie. Wat zou er gebeuren als patiënten in plaats van het volgen van de vinger van de therapeut een andere taak zouden krijgen, zoals een hoofdrekensommetje of een computerspelletje?

 

Engelhard en Van den Hout op hun beurt hadden zich laten inspireren door een eerder onderzoek van twee Canadese onderzoekers die proefpersonen in plaats van horizontale oogbewegingen verticale oogbewegingen lieten maken. De Canadese psychologen ontdekten dat het niet uitmaakte voor het effect van de therapie; ze veronderstelden dat het werkgeheugen een rol speelde. De twee Utrechtse psychologen startten daarop een onderzoek. Ze vroegen proefpersonen aan een nare herinnering te denken en lieten ze tegelijkertijd terugtellen van duizend naar een: 999, 998, 997 enzovoorts. Wat bleek: ook op deze manier nam de intensiteit van de herinnering af. De proefpersonen deden ook een computerspelletje, Tetris, terwijl ze aan hun emotionele ervaring moesten denken. Ook bij deze taak vervaagden de vervelende herinneringen.

 

De resultaten van dit onderzoek van Engelhard en Van den Hout bevestigen de werkgeheugentheorie die de omstreden verklaring van Francine Shapiro weerlegt. Engelhard: ‘Wanneer je iemand vraagt aan een traumatische ervaring te denken, en hem tegelijkertijd een afleidende taak geeft, belast je het werkgeheugen, waardoor er minder capaciteit is voor de herinnering en waardoor de herinnering minder levendig wordt dan ze was. De nieuwe, vervaagde herinnering wordt opgeslagen en de volgende keer dat je eraan denkt is ze ook minder emotioneel.’

 

Volgens Engelhard heeft deze verklaring drie consequenties. ‘Ten eerste kun je de therapie breder toepassen dan nu gebeurt. Veel patiënten met eetstoornissen, hypochondrieën of depressies worden niet alleen geplaagd door negatieve ervaringen uit het verleden, flashbacks, maar ook door gebeurtenissen die in de toekomst plaatsvinden, flashforwards. Volgens de werkgeheugentheorie kunnen dergelijke flashforwards ook vervagen door de behandeling.’

 

Ten tweede kan de therapie volgens Engelhard nu op maat worden gemaakt. ‘Niet iedereen heeft eenzelfde capaciteit in het werkgeheugen. Bij patiënten met een klein werkgeheugen kun je volstaan met een kleine afleidende taak en zijn alleen oogbewegingen effectief; bij patiënten met een groter werkgeheugen moet je juist een iets ingewikkeldere opdracht geven.’

 

En ten slotte zegt de werkgeheugentheorie iets over de procedure van EMDR. In ongeveer de helft van de EMDR-sessies krijgen patiënten een koptelefoon op en horen ze links en rechts afwisselend klikjes. ‘Maar volgens de werkgeheugentheorie belast deze vorm het werkgeheugen niet of nauwelijks’, zegt Engelhard, ‘en is er dus niet veel van te verwachten.’

De EMDR-vereniging heeft inmiddels de richtlijnen  voor EMDR enigszins aangepast, al schrijft ze op haar website dat de therapeut bij voorkeur niet met andere taken dan oogbewegingen of klikjes moet werken. En als hij met klikjes werkt, dan liever met onregelmatige en harde klikjes - die het werkgeheugen iets meer belasten dan regelmatige klikjes.

 

Harald Merkelbach, hoogleraar psychologie aan de Universiteit van Maastricht, heeft zich in het verleden zeer kritisch over de EMDR-therapie uitgelaten. Hij noemt het onderzoek van de twee psychologen een interessant spoor. ‘Het is hun verdienste dat ze de werkgeheugentheorie tegenover de gemystificeerde verklaring van Shapiro hebben geplaatst. Maar er zit wel een aanname onder, namelijk dat EMDR werkt.’ Merkelbach twijfelt sterk aan het ontstaansverhaal van de therapie, over de bewegende blaadjes in het park. ‘Het is onmogelijk dat Francine Shapiro zoveel introspectief vermogen heeft dat ze weet hoe ze keek, daar in het park. Dat is te vergelijken met claimen dat je je eigen bloeddruk kunt manipuleren. Het is een uitzonderlijk heroïsch verhaal.’

 

Dit artikel is gepubliceerd in de Volkskrant van 24 september 2011.